Ook familieleden van een Unieburger hebben het recht om zich te verplaatsen, vestigen en werken in een andere lidstaat van de Europese Unie. Dit recht hebben zij echter niet zelfstandig. Familieleden hebben een afgeleid verblijfsrecht. Dit betekent dat zij deze rechten alleen ontlenen aan de rechten van de Unieburger. Zij kunnen zich voegen bij de Unieburger, of deze volgen naar een andere lidstaat. Dit recht is geregeld in artikel 2 en 3 van de Richtlijn 2004/38.